Le camp d'Elsenborn est un quartier militaire utilisé par l'armée belge, les forces armées de
l'Union européenne et l'OTAN comme
champs de manœuvre et de tir. Il est
situé sur les communes de Butgenbach et de Bullange en Belgique.
Inauguré en 1895 et mis en service en 1901 par l'armée
prussienne, puis repris par l'armée belge en 1920, le camp peut
accueillir de 4 000 à 5 000 soldats. Il est utilisé
principalement pour l'entraînement de l'infanterie et de l'artillerie.
Elsenborn is een dorp en deelgemeente in de
gemeente Bütgenbach in de Belgische Oostkantons met ongeveer 950 inwoners. Het is
vooral bekend vanwege "Kamp Elsenborn", een uitgestrekte kazerne
van het Belgisch leger op drie kilometer van het dorp.
Dit is een van de hoogst gelegen dorpen in België; het hoogste
punt van de gemeente bevindt zich op 635 m boven zeeniveau. Het
dorp ligt in een bosrijke omgeving. Noordoostelijk van het dorp
bevindt zich het natuurreservaat Schwalmbachtal.
De deelgemeente heeft ook een uitgebreid net van wandelwegen en -
in het seizoen - van langlaufpistes.
Het - toen nog Duitse - dorp en zijn naaste omgeving kwamen pas
echt tot leven aan het eind van de negentiende eeuw, dankzij de spoorweg en het militaire kamp. Vanaf 1894 werd
kamp Elsenborn militair gebruikt door het Pruisische leger, eerst
als tentenkamp, maar al snel werden gebouwen opgetrokken. Rond
1901
kon het kamp 4000 à 5000 manschappen herbergen en werd het gebruikt
voor het trainen van de infanterie, cavalerie en artillerie. Het zorgt, samen met de spoorweg, voor
bedrijvigheid in de regio.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het kamp
omgevormd tot opleidingscentrum en interneringscentrum voor Poolse
en Russische gevangenen die onder andere werden ingezet om
spoorbanen te bouwen. Ook werd het gebruikt als
artillerie-opslagplaats.
Volgens de afspraken in het Verdrag van Versailles
namen de Belgen begin 1920 hun intrek in het kamp. Rond 1923
bezochten zoveel troepen het kamp, dat een deel van de bezoekers en
hun paarden buiten het kamp moesten worden gehuisvest, bij het dorp
Elsenborn. Het kamp werd in deze tijd voornamelijk gebruikt door de
artillerie.
Voor de Tweede Wereldoorlog werd het grootste
deel van het personeel van het kamp gemobiliseerd en werd het kamp
verlaten. Bij de Duitse invasie op 10 mei
1940
werden alleen 13 man achterblijvend personeel gevangengenomen. Het
kamp werd door de Duitsers opnieuw gebruikt als opleidingscentrum
maar ook als werkkamp voor Poolse, Servische en later ook Russische
gevangenen. Op 9 augustus 1944 werd het
kamp gebombardeerd door de geallieerden waarbij ongeveer 200 doden
vielen en ongeveer driekwart van de gebouwen werd verwoest. In
september 1944 werd het kamp bezet door Amerikaanse troepen.
Tijdens het Ardennenoffensief bleef het kamp in
geallieerde handen.
Na de oorlog werd het kamp weer in gebruik genomen door de
Belgen. In de loop van de jaren werd het weer opgebouwd. Bij het
ontmijnen van het het oefenterrein vielen nog drie
doden. In 1976 werden de bouwactiviteiten beëindigd.
In 1998 is op het kazerneterrein een museum opgericht, het
Truschbaum Museum dat de geschiedenis van het kamp laat
zien, maar ook veel aandacht besteedt aan het Ardennenoffensief,
waaronder de mislukte poging van de Duitsers om via Elsenborn
Ridge door te breken naar Luik. In 2002 werd het
museum aanzienlijk vergroot.
Sinds 1991 wordt Elsenborn binnen de NAVO als
multinationaal oefenterrein gebruikt. Dit houdt in dat naast het
Belgische leger, ook o.a. het Duitse en Nederlandse leger hier
oefeningen houden. De oefeningen houden in: vuurwapen, tanks,
helikopters, vliegtuigen etc.
Bij uniformen horen specifieke onderdelen of symbolische
versiersels. Dit hangt af van de functie die een uniform
weerspiegelt, bij het leger worden heel andere onderdelen gebruikt
dan in de rechtszaal of op een verpleegstersuniform. Omdat de
bestukking gemakkelijk vervangbaar moet zijn, wordt ze meestal
afzonderlijk gemaakt. Meestal sierstiksels op een
achtergronddoekje. Vroeger veelal handgemaakt, sinds lang echter
meestal met sierstiktoesellen. Deze kunnen dan bv. opgeknoopt,
opgestikt of ook over schouderlapjes geschoven worden. Eigenlijk
heeft de bestukking het tegenovergestelde doel van het uniform. Nl.
dit te verpersoonlijken met graad, verdiensten, enz.
L’Armée belge est l´Armée nationale de Belgique.
Les unités de l´Armée font partie d´une des quatre
composantes :
chacune d´elle étant mise sous la tutelle d´un officier
général.
L’Armée belge compte, le 1er janvier
2013, 11 000 hommes et femmes
dans l´Armée de terre, 6 100 dans
l’Armée de l´air, 1 500 dans la
Marine et 1 600 au service médical, soit 20 200 hommes et femmes dans les unités
opérationnelles. Il faut y ajouter également 12 800 hommes et femmes dans
l’État-Major, dans les postes internationaux et d´autres
organismes de support, soit un total de 33 000 personnes. Le recrutement y est
essentiellement fondé sur le volontariat de carrière depuis la
suspension du service militaire (le
1er mars 1995). À cela s´ajoutent les principes de
réserve volontaire (militaire de carrière ou civil ayant signé un
engagement) et obligatoire (uniquement pour les membres du cadre et
ce, pendant une durée déterminée).
Du point de vue constitutionnel, le Roi est le chef des armées.
Il s´appuie cependant sur une structure composée d´un ministre
compétent en la matière (en l´occurrence le ministre de la
Défense), qui chapeaute à son tour le travail du chef de la
Défense, la plus haute autorité militaire du pays. Ce dernier
prépare les éléments pour l´élaboration de la politique de la
Défense nationale et conseille son autorité de tutelle au sujet des
opérations planifiées et en cours. Il assure également le suivi des
décisions politiques arrêtées par le Gouvernement fédéral,
ainsi que la gestion administrative du département public
concerné.
La Belgique est membre fondateur de l’Organisation du
traité de l´Atlantique nord (OTAN), dont le siège politique se
trouve à Bruxelles et le Grand
Quartier général des puissances alliées en Europe dans le
Hainaut depuis 1967.
Het Belgische leger is het leger van België. Het is de facto een beroepsleger,
want de dienstplicht is op 5
februari 1995 opgeschort. Het bestaat uit volgende
componenten:
De elite-eenheid zijn de paracommando´s, die een aantal keren
actief waren in Congo. Het Belgisch leger is ingepast in de
NAVO en heeft
deelgenomen aan operaties in Bosnië, Kosovo,
Libanon, Libië
en Afghanistan. Belgische paracommando´s werden
ontwapend en vermoord tijdens hun inzet als blauwhelm in Rwanda.
De volgende tabel bevat basisgegevens:
Militaire arbeidskrachten - militaire
leeftijd: |
18 jaar oud (2010) |
Militaire arbeidskrachten - beschikbaarheid: |
mannen 18-49: 2.436.736 (2010/2005)
vrouwen 18-49: 2.369.463 (2010/2005) |
Militaire arbeidskrachten - klaar voor
legerdienst: |
mannen 18-49: 1.998.003 (2010/2005)
vrouwen 18-49: 1.940.918 (2010/2005) |
Militaire arbeidskrachten die jaarlijks militaire
leeftijd bereiken: |
mannen: 64.263 (2005)
vrouwen 61.402 (2005) |
Militaire uitgaven: |
€ 3,4 miljard (2008) |
Militaire uitgaven - percentage van het bbp: |
1,4% (FY01/02) |
Opleiding en studie
A
postcard or
post card is a
rectangular piece of thick paper or thin
cardboard intended for writing and mailing without
an
envelope. Shapes other than rectangular may also be
used. There are novelty exceptions, such as
wood postcards, made of thin wood, and copper
postcards sold in the
Copper Country of the U.S. state of
Michigan, and
coconut
"postcards" from tropical islands.
In some places, one can send a postcard for a lower fee than for
a letter. Stamp collectors distinguish between
postcards (which require a stamp) and postal cards (which have the postage pre-printed
on them). While a postcard is usually printed by a private company,
individual or organization, a postal card is issued by the relevant
postal authority.
The world´s oldest postcard was sent in 1840 to the writer
Theodore Hook from Fulham in London, England.
The study and collecting of postcards is termed deltiology.
La carte postale est un moyen de correspondance écrite qui se présente sous la
forme d´un morceau de papier
cartonné rectangulaire, de dimensions variables (le format
le plus courant est le format A6, soit
10,5 × 14,8 cm), envoyé
sans enveloppe, l´adresse et l´affranchissement y
étant porté directement, aux côtés du message.
Een ansichtkaart (ook ansicht of
prentbriefkaart) is een kaart met op de ene zijde
een afbeelding. In de eerste tijd, eind
negentiende eeuw, noemde men het ook wel
aanzichtkaart. Het woord is ook een verkorting van het
Duitse Ansichts(post)karte.
Veel ansichtkaarten worden verstuurd tijdens de vakantie. Men wil de thuisblijvers laten zien hoe
mooi de plek is waar men naar toe is gegaan. De kaarten worden ook
als groet of wens (bijvoorbeeld als kerstgroet of nieuwjaarswens)
gestuurd.
De ontwikkeling van de ansichtkaart begint in de loop van de
jaren tachtig van de 19e eeuw, toen de postwet in
zowel Oostenrijk als Duitsland zo werd aangepast dat het monopolie
op het uitgeven van postkaarten kwam te vervallen. In de loop van
de jaren negentig van de 19e eeuw begon de de
prentbriefkaart vooral in Duitsland aan een grote opmars, omdat ze
veel werden verzameld. Bij de oorspronkelijke ansichtkaarten was de
hele achterkant gereserveerd voor de adressering. Men noemt deze
kaarten voorlopers. Tot 1905 mocht in
Nederland de achterkant van een prentbriefkaart alleen gebruikt
worden om naam, adres en woonplaats op te schrijven. Het verzonden
bericht bestond dus uit weinig meer dan de afbeelding, want het was
niet toegestaan om iets op de voorkant te schrijven. Dit had te
maken met de lage frankeerwaarde. Het verzenden van kaarten met een
bericht was veel duurder.
Kort hierna begonnen andere landen met het introduceren van een
gedeelde achterkant. Bij deze kaarten is de achterzijde in tweeën
gedeeld: de rechterhalf is bestemd voor het adres, dat op
voorgedrukte lijntjes kan worden geschreven, en links is ruimte
voor een bericht. Zo kon de zegetocht van de ansichtkaart als
communicatiemiddel beginnen. De voorzijde werd nu exclusief bestemd
voor het beeld.