Kaulille (
Limburgs:
Kauwelil) is een
dorp in de
Belgische provincie
Limburg en een
deelgemeente van
Bocholt.
De oudste overblijfselen van menselijke aanwezigheid in Kaulille
zijn de grafheuvels uit de Bronstijd (1200-300 v.Chr.). De grafvondsten kan
men bezichtigen in het molenhuisje van de Sevensmolen van Kaulille.
Het oudst gedateerde document waarin de gemeente
Caulill vermeld staat, stamt uit het jaar 1259.
Daarvoor is er meer dan waarschijnlijk reeds bewoning geweest in
Kaulille. Het was echter een ontoegankelijk gebied met schrale en
magere zandgronden. Er kunnen in de jaren voor 1259 reeds kerkjes
hebben gestaan. Deze waren echter van een mindere kwaliteit en in
dezelfde materialen opgetrokken als de lemen boerderijtjes. Vandaar
dat zij maar een beperkte levensduur hadden en dat er weinig of
geen restanten of sporen van te vinden zijn.
Vanaf 1303-1304 is er sprake van de parochie Kaulille. Een klein
deel van de toren van de huidige Monulphus- en
Gondulphuskerk dateert mogelijk nog uit die tijd. Later werd
een gotische kerk en toren gebouwd. De huidige kerk stamt uit 1932,
maar de gotische toren bleef behouden.
Kaulille was geen heerlijkheid, het was rechtstreeks eigendom
van de Graaf van Loon. In 1356 werden
de woeste gronden (gemeynt) aan de inwoners uitgegeven.
Kaulille was van de 17de, tot de 19de eeuw een centrum van de
teuten. Dit waren rondreizende handelaars, die
hun handelsgebied uitbreidden tot Noord-Holland, Duitsland en zelfs
Denemarken. In de winter vervaardigden zij hun goederen of kochten
deze in (elleteuten maakten stof, koperteuten betrokken hun waren
onder meer in Denemarken, enz.), die ze 's zomers dan verkochten.
Na hun trektochten hielden ze dan een groot feest in het
Keizershof, een teutenafspanning uit 1555.
In de tweede helft van de 18e eeuw werden de inwoners van
Kaulille geconfronteerd met de bokkenrijders, die er niet voor terugschrokken
de dorpskerk leeg te plunderen. Het waren de Kaulillenaren die hen
in 1789 hielpen arresteren.
In de Middeleeuwen en de nieuwe tijd beschikte Kaulille zoals
een aantal andere kempische dorpen over een schans waarvan de contouren
nog steeds vanuit de lucht zichtbaar zijn in de buurt van de
Schansweg. Op de schans was ook de pastorie gevestigd. Pas in
1870
werd, dicht bij de kerk, een nieuwe pastorie gebouwd.
Tijdens de beloken tijd werd de pastoor van Kaulille
vervolgd, en van 1798-1800 verbannen naar het eiland Ré.
Op het einde van de 19de eeuw kende Kaulille een forse
bevolkingstoename door de komst in 1879 van
buskruitfabriek Cooppal, de in de
volksmond genoemde Poeierfabriek, het latere PRB
(Poudreries Réunies de Belgique). Deze fabriek ging
failliet in 1990. Ook de oprichting in de tweede helft van de jaren
30 van een legerkazerne van het Bataljon Grenswielrijders
Limburg[1],
plaatselijk beter bekend als de "Grenswacht", bracht nieuwe
inwoners naar Kaulille.
Kaulille fuseerde in 1977 met Bocholt.