Eduardus Camillus (Edward) Anseele (Gent, 26 juli 1856 – aldaar, 18 februari 1938[1]) was een Belgisch politicus en journalist.
Levensloop
Edward Anseele stamde uit een liberaalgezinde familie van schoenmakers en volgde enkele jaren middelbaar onderwijs in het Koninklijk Atheneum Voskenslaan, wat voor zijn afkomst en in die tijd eerder uitzonderlijk was. Na zijn studies ging hij aan de slag als bediende.
Reeds in 1874 sloot Anseele zich aan bij de Gentse afdeling van de Eerste Internationale.[2] In 1877 stichtte hij samen met Edmond Van Beveren en anderen de Vlaamsche Socialistische Arbeiderspartij, die zich naar Duits sociaaldemocratisch voorbeeld organiseerde. Het socialistisch congres van 1877 in Gent was de start van zijn socialistisch engagement. Hij trad als journalist in dienst van het weekblad De Volkswil, later omgevormd tot het dagblad Vooruit. Hij organiseerde mee de in 1880 gestichte coöperatieve bakkerij Vooruit. In 1885 was hij medeoprichter van de Belgische Werkliedenpartij. Hij verwierf nationale bekendheid toen hij naar aanleiding van de sociale woelingen van 1886 tot zes maanden celstraf veroordeeld werd. Van 1894 tot 1900 zetelde hij voor het arrondissement Luik in de Kamer van volksvertegenwoordigers, waarmee hij het eerste Vlaamse socialistisch parlementslid werd, en vervolgens zetelde hij van 1900 tot 1936 voor het arrondissement Gent in de Kamer. Ook was hij van 1895 tot 1938 gemeenteraadslid van Gent, waar hij van 1909 tot 1918 en van 1922 tot 1926 schepen en in 1918 waarnemend burgemeester was.
Anseele bleef zeker tot aan de Eerste Wereldoorlog de onbetwiste leider van de Vlaamse socialisten. Onder zijn impuls werd de socialistische beweging in Gent uitgebouwd tot een model dat ook buiten de landsgrenzen inspirerend werkte. Rond de coöperatie Vooruit groeide een netwerk van bedrijven en instellingen die op den duur een waar industrieel imperium zouden vormen. Hiermee wilde Anseele een tegengewicht vormen tot de 'kapitalistische' ondernemingen, en kon hij arbeidersacties ook materieel steunen. Dit liep in 1913 uit op de oprichting van de socialistische Bank van de Arbeid, die participeerde in verschillende industriële bedrijven. Tijdens de crisis van de jaren dertig ging dit echter zo goed als geheel verloren. De Gentse Vooruit getuigt nog van die (vergane) glorie.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog kreeg hij van de Duitse bezetter de post van 'president van België' aangeboden, hetgeen hij weigerde. Na de oorlog werd hij daarvoor beloond met enkele ministerambten : van 1918 tot 1921 Minister van Openbare Werken en van 1925 tot 1927 Minister van Spoorwegen en PTT. In 1930 kreeg hij de eretitel Minister van Staat.
Anseele was nooit een overtuigd bepleiter van de Vlaamse zaak. Zo vroeg hij in een van zijn eerste optredens in de Kamer om de Nederlandstalige redevoeringen te vertalen in het Frans, wegens de eentaligheid van zijn Waalse partijgenoten van proletarische afkomst. Meestal hield Anseele in de Kamer zijn redevoeringen in het Frans, maar toch hielp hij de meeste Vlaamsgezinde wetsvoorstellen mee goedkeuren. In 1898 was hij kortstondig lid van de Association flamande pour la Vulgarisation de la Langue française. Vanaf 1905 engageerde Anseele zich mede onder invloed van een nieuwe generatie socialistische, Vlaamsgezinde studenten in Gent, in de beweging voor de vernederlandsing van de Rijksuniversiteit Gent en in 1911 ondertekende hij op verzoek van Camille Huysmans namens de Vlaamse socialisten mee een wetsvoorstel die dit tot stand moest brengen. Hij had echter argwaan tegen de Vlaamsgezinden en die negatieve houding werd bevorderd door zijn ervaringen met het activisme in Gent. Hij verzette zich daarom zowel tijdens als na de Eerste Wereldoorlog tegen de vernederlandsing van de Rijksuniversiteit Gent.
Na de Eerste Wereldoorlog was de rol van Anseele als voorman van de Vlaamse socialisten uitgespeeld. Gent was namelijk als belangrijkste socialistische centrum in Vlaanderen vervangen door Antwerpen en bijgevolg werd de Antwerpse socialistische voorman Camille Huysmans, die een meer uitgesproken flamingantisch profiel had, de nieuwe ongekroonde leider van de Vlaamse socialisten. Tijdens de crisisjaren van de jaren 30 begon zijn tragische neergang met het faillissement van de Bank van de Arbeid in 1934. Twee jaar later zette hij, onder lichte dwang van de partij, zijn parlementaire loopbaan stop.[3][4] Hij schreef daarna nog enkele bijdragen in de Vooruit, waarin hij zijn bezorgdheid uitte over de opkomst van de pro-fascistische partijen in Vlaanderen.
Hij was de vader van Edward Anseele jr.
A
photograph or
photo is an
image created by
light falling on a light-sensitive surface, usually
photographic film or an electronic medium such as a
CCD or a
CMOS chip. Most photographs are created using a
camera, which uses a
lens to focus the scene´s visible wavelengths of light into a reproduction of what the human
eye would see. The process and practice of creating photographs is called
photography. The word "photograph" was coined in 1839 by
Sir John Herschel and is based on the
Greek φῶς (
phos), meaning "light", and γραφή (
graphê), meaning "drawing, writing", together meaning "drawing with light".
[1]
La photographie1 est une technique qui permet de créer des images par l´action de la lumière. La photographie désigne aussi l´image obtenue.
Le terme de photographie désigne également la branche des arts graphiques qui utilise cette technique : c´est l´« écriture de la lumière ».
La photographie a su tirer parti de nombreuses innovations technologiques et techniques dans les domaines de l´optique, de la chimie, de la mécanique, de l´électricité, de l´électronique et de l´informatique.
Les deux phénomènes nécessaires à l´obtention d´images photographiques étaient pour certains connus depuis longtemps et explicité dans le Traité d´optique. Les réflexions d´Aristote et les travaux du père de l´optique moderne Ibn al-Haytham, ont permis de mettre la réalité en boîte ; il suffit de percer un « petit trou » (sténopé) dans une chambre noire (en latin : camera obscura) pour voir apparaître une image inversée dans le fond blanc de la boîte. D´autre part, les alchimistes savaient que la lumière noircissait le chlorure d´argent. Vers 1780 Jacques Charles, plus connu pour son invention de l´aérostat gonflé à l´hydrogène, parvint à figer, mais de façon fugitive, une silhouette obtenue par le procédé de la chambre noire sur du papier imbibé de chlorure d´argent. Thomas Wedgwood (1771-1805) fit des expériences analogues avec le nitrate d´argent ; il en publia un mémoire en 1802. De son côté John Herschel en 1819 décrit les propriétés de l´hyposulfite de sodium qui deviendra le fixateur.
Joseph Nicéphore Niépce, un inventeur de Chalon-sur-Saône, associe ces trois procédés pour fixer des images (de qualité moyenne) sur des plaques d´étain recouvertes de bitume de Judée, sorte de goudron naturel qui possède la propriété de durcir à la lumière (1826 ou 1827) ; la première photographie représente une aile de sa propriété à Saint-Loup-de-Varennes en Saône-et-Loire. Nicéphore meurt en 1833 et Louis Daguerre poursuit l´amélioration du procédé. En découvrant le principe du développement de l´image latente, Daguerre trouve le moyen de raccourcir le temps de pose à quelques dizaines de minutes. En 1839, il promeut son invention auprès du savant et député François Arago, qui lui accorde son soutien.
Ainsi, la date conventionnelle de l´invention de la photographie est 1839, c´est la date de la présentation par Arago à l´Académie des sciences de l´« invention » de Daguerre, le daguerréotype. C´est en fait une amélioration de l´invention de Niépce.
Een foto is een afbeelding op een plat vlak vervaardigd door middel van fotografie. Een foto geeft relaties weer van objecten, voorwerpen, mensen of dieren uit de werkelijke wereld zoals gezien door de lens van een camera gedurende een (meestal korte) tijdperiode.[1] De naam fotografie werd voor het eerst genoemd door John Herschel, een Engels astronoom, en is gebaseerd op het Griekse φώς (phos, "licht") en γραφίς (graphis, "pen, kwast"). In de volksmond wordt een foto ook wel een kiekje genoemd, genoemd naar Israël Kiek.
In vergelijking met andere uitdrukkingsvormen als pictogrammen, diagrammen en kaarten, maar ook tekst is dit wel de meest zuivere benadering (maar niet per definitie: beste benadering) van de werkelijkheid, als de digitale nabewerking en manipulatie uitblijft. Daarmee dragen foto´s maximaal bij aan een juiste communicatie van het overbrengen van een bepaalde gedachte over (een deel van) de werkelijkheid. Deze zienswijze wordt verder toegelicht in visualisatie.
Kenmerkend is de directe relatie van de afbeelding met de realiteit, maar dit maakt van een foto daarom nog geen objectieve weergave van die realiteit. Een foto is altijd een manipulatie van de realiteit, zowel door het standpunt (perspectief), het kader, de begeleidende tekst, het moment en het materiaal dat de fotograaf gebruikt om de foto te maken, alswel door ingrijpen op chemische of digitale wijze in de fotografische afbeelding door de fotograaf of anderen.