"Janvier 1927 / entre le Roi et le Prince Leopold, le fidèle Comte Goffinet, President du Conseil; avec le Prince Charles de Belgique"
Auguste Goffinet (Brussel, 28 augustus 1857 - 4 mei 1927), was 'secretaris van de bevelen' van koning Leopold II en koningin Maria Hendrika.
Baron Auguste Constant Jules Marie Goffinet was de tweelingbroer van Constant Goffinet. Ze waren de oudste zoons van Adrien Goffinet en Marie-Thérèse De Cock.
De tweelingbroers die hun hele leven als twee druppels water op elkaar geleken, doorliepen samen een loopbaan in dienst van koning Leopold II. Ze waren als het ware 'getrouwd' met het koningshuis en bleven vrijgezel.
Auguste Goffinet had net zijn doctoraat in de rechten behaald toen hij, amper twintig jaar, door zijn vader in dienst werd genomen van het koningshuis. Dit gebeurde bij Koninklijk Huisbesluit van 15 februari 1876. Beide broers werden benoemd tot 'attaché bij het secretariaat van de bevelen van de koning' en bleven tot aan de dood van de koning twee van zijn naaste medewerkers.
Auguste werd opgenomen als ambtenaar in het ministerie van buitenlandse zaken en klom op tot de graad van buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister, ook al bekleedde hij slechts eenmaal een diplomatieke post. Op aandringen van eerste minister Frère-Orban moest hij in 1881 legatiesecretaris worden in Den Haag. Na een paar jaar was hij weer in Brussel en bleef voortaan volledig in dienst van het koningshuis.
In 1880 werd hij belast met het beheren van het 'Fonds spécial africain', een onderdeel van het privévermogen van de koning. Op aandringen van eerste minister Frère-Orban moest hij echter in 1881 legatiesecretaris worden in Berlijn. Na een paar jaar was hij weer in Brussel en bleef voortaan volledig in dienst van het koningshuis.
In 1886 benoemde de koning hem tot 'Secretaris van de Bevelen van de koning en de koningin'. Hij bleef ook beheerder van het 'Fonds spécial africain' en van het vermogen van ex-keizerin Charlotte.
Samen met zijn broer behoorde hij tot de absolute vertrouwenspersonen van de koning. Hij was op de hoogte van alle financiële transacties die met Kongo-Vrijstaat te maken hadden. Zoals zijn vader was hij ook raadgever en tussenpersoon in heel wat aangelegenheden.
De functie van Secretaris van de koning vervulde hij tot aan de dood van Leopold II. Koning Albert I gaf hem einde 1909 eervol ontslag.
Leopold II benoemde hem, samen met zijn broer Constant, tot zijn testamentuitvoerder, met als opdracht al zijn papieren in ontvangst te nemen, te ordenen en te schiften en vervolgens over te maken aan de troonopvolger. Het aanzienlijke maar ongeordende archief dat zich op het koninklijk paleis of in eigendommen van de overleden koning bevond, werd aldus, na ordening, ondergebracht in het koninklijk archief, in het rijksarchief of in het archief van verschillende ministeries (kolonies, buitenlandse zaken enz). Wat toen niet was geweten, was dat zich nog steeds in het ouderlijk huis van de Goffinets, waar de twee broers als vrijgezellen woonden, het archief bevond destijds bewaard door hun vader, samen met hetgeen zij daar in de loop van de jaren hadden aan toegevoegd. Het was zeer waarschijnlijk in opdracht van de koning dat ze dit archief voor zich behielden. Enerzijds ging het om koloniaal archief, anderzijds om archief dat had kunnen gebruikt worden in de erfenisdisputen die toen de familie verscheurden.
Het is pas in de jaren 1990 dat het grootste deel van deze archieven (een deel was ondertussen door vocht aangetast en vernietigd) tevoorschijn kwam en, na aankoop door de Koning Boudewijnstichting, in het koninklijk archief terechtkwam.
Carlota of Mexico (Marie Charlotte Amélie Augustine Victoire Clémentine Léopoldine; 7 June 1840 – 19 January 1927) was a Belgian princess who became Empress of Mexico as the wife of Maximilian I of Mexico.
The only daughter of Leopold I, King of the Belgians (1790–1865) by his second wife, Louise, Princess of Orléans (1812–1850), Charlotte was born at the Royal Palace of Laeken in Laeken, Brussels, Belgium. Charlotte had three brothers: Louis-Philippe, who died in infancy, Leopold, who on the death of their father became Leopold II of Belgium and Philippe, Count of Flanders. She was also a first cousin to both Queen Victoria and her husband, Prince Albert, as well as Ferdinand II of Portugal. She belonged to the House of Saxe-Coburg and Gotha.
Her favorite grandparent Maria Amalia of the Two Sicilies, Queen of France, was the consort of Louis-Philippe of France, and a niece of Marie Antoinette. Maria Amalia was Charlotte's close confidante, and on her wedding day in 1857, she wore a bracelet with a miniature portrait of her. They regularly corresponded, especially later while Charlotte was in Mexico.
When Charlotte was ten years old, her mother, Louise-Marie, died of tuberculosis and Charlotte was entrusted to the Countess of Hulste, a close family friend. Although young, the princess had her own household; but for a few weeks out of the year, Charlotte stayed in Claremont with Maria Amalia and the rest of her mother's family in exile.
On 27 July 1857 in Brussels, Charlotte married her second cousin Archduke Maximilian of Austria, the idealistic younger brother of Emperor Franz Joseph I of Austria. Napoleon III gave Charlotte and her husband Maximillian a beautiful bisque bust of Charlotte as a wedding gift. This bust is in the Pope's Tavern, Florence, Alabama, United States. In the Court of Vienna she was much prized by her mother-in-law, Princess Sophie, who saw in her the perfect example of a wife to an Austrian Archduke. Charlotte disliked Empress Elisabeth (also known as Sissi), Franz Joseph's wife. It is said that the archduchess disliked the deep connection that existed between the empress and Maximilian, who were confidantes and shared the same tastes for many things, especially because her sister-in-law was universally admired for her beauty and charms.
Charlotte spent several relatively happy years in Italy as Maximilian's wife while the archduke served as the governor of the Austrian provinces of Lombardy and Venetia. The position was purely nominal, as power rested in the hand of the Emperor and his officers.
In the early 1860s, the ambitious Napoleon III initiated the French intervention in Mexico. France, eager to turn Mexico into a satellite state, searched for a suitable figurehead to serve as the nominal emperor of Mexico. His choice was Maximilian, who held no real power in Italy and was eager for a more challenging role. Against his brother's advice, Maximilian accepted the Mexican crown and the couple sailed for the New World.[1] The imperial couple were crowned at the Catedral Metropolitana in 1864 and chose as their seat Mexico City, making their home in the Neoclassical Chapultepec Castle. As Empress, she took the name of Carlota (Spanish for Charlotte). Carlota tried to take her imperial duties seriously, and even undertook a tour of the remote Yucatan frontier, visiting the ruins of Uxmal.
Only months after the coronation, however, Napoleon III began signaling his abandonment of Maximilian, and the French began to withdraw their troops from Mexico. This strategic pullback was a potentially fatal blow to the infant Mexican monarchy. The situation was exacerbated by a United States blockade that prevented French reinforcements from landing. In a desperate attempt to save her husband's throne, Carlota returned to Europe, seeking assistance for her husband in Paris, Vienna, and finally in Rome from Pope Pius IX. Her efforts failed; she manifested symptoms of paranoia, suffered a profound cognitive and emotional collapse, and never returned to Mexico.
Carlota and Maximilian had no children, but in 1865 the imperial couple adopted Agustín de Iturbide y Green and Salvador de Iturbide y de Marzan—grandsons of Agustín de Iturbide y Aramburu, an earlier emperor of Mexico (r. 1822–23). They gave two-year-old Agustín the title of "His Highness, The Prince of Iturbide"—similar imperial titles were accorded to various members of the child's extended family—but never intended to give him the throne, because he was not of royal blood.[2] Maximilian explained himself that it was all a charade to get his brother Archduke Karl Ludwig of Austria to give him one of his sons as heir.[2] The explosive events of 1867 dashed any hopes of inheritance, and after he grew to adulthood, Agustín renounced all rights to the Mexican throne, served in the Mexican army, and eventually established himself as a professor at Georgetown University.
Rumors persist that, in 1866, Carlota was having an affair with Belgian officer Colonel Alfred Van der Smissen and that she gave birth to a son, Maxime Weygand, in Brussels on 21 January 1867. Weygand refused to confirm or deny the persistent rumor and his parentage remains uncertain. Weygand was a French military commander in both World Wars I and II.
At the end the Austrian delegation allowed the empress and her sister in law leave to Belgium were the king gifted her court at the Castle of Bouchout in Meise, Belgium. During the final years of his life the king cared of his sister. The dowager wrote notes of profound gratitude of the care she received of her brother and nephews.[6]
During World War I, her Belgian estate was surrounded by the occupying German army, but the estate itself was sacrosanct because Austria-Hungary was one of Germany's chief allies and she was the widowed sister-in-law of the Austrian emperor.
As Carlota 's illness progressed, her paranoia faded. She remained deeply in love with her husband. After his death, she cherished all of the surviving possessions they had enjoyed in common. The bias of the historiography of the time makes it difficult to assess to what extent she suffered from alleged mental conditions such as psychosis, paranoia and monomania.[citation needed]
Carlota died of pneumonia brought on by influenza at the Bouchout Castle, in Meise, Belgium, on 19 January 1927, and is buried in the Royal Crypt of the Church of Our Lady of Laeken.
She was the last surviving child of Leopold I.
Marie Charlotte Amélie Augustine Victoire Clémentine Léopoldine de Saxe-Cobourg-Gotha, princesse de Belgique, duchesse de Saxe, princesse de Saxe-Cobourg-Gotha puis archiduchesse d'Autriche et impératrice du Mexique, épouse de Ferdinand-Maximilien d’Autriche, vice-roi de Lombardie-Vénétie puis empereur du Mexique, est née à Laeken, le 7 juin 1840 et morte à Meise le 19 janvier 1927.
Charlotte est la fille du roi Léopold Ier de Belgique et de Louise d'Orléans, elle-même fille du roi des Français Louis-Philippe Ier. Lorsqu'elle voit le jour, elle a déjà deux frères aînés Léopold, duc de Brabant et Philippe, comte de Flandre (un frère aîné étant mort au berceau). Son père, qui aurait souhaité un quatrième fils, assurance de la pérennité dynastique, ne dissimule pas sa déception. Par les Cobourg, Charlotte est également la cousine germaine de la reine Victoria du Royaume-Uni et du prince Consort Albert.
À la mort de sa mère, Charlotte n'a que dix ans ; la petite fille turbulente et expansive devient alors une adolescente pensive et repliée sur elle-même. Son instruction religieuse est confiée au père Victor-Auguste Deschamps, frère du ministre des Affaires étrangères et, plus tard, cardinal-évêque de Malines. En 1856, lorsque Charlotte entre dans sa seizième année, deux prétendants sollicitent sa main : le prince Georges de Saxe ainsi que le roi Pierre V de Portugal. Ce dernier est le candidat de la reine Victoria. Mais, au mois de mai, la princesse rencontre à Bruxelles l'archiduc Ferdinand-Maximilien d'Autriche, frère cadet de l'empereur François-Joseph. Elle est charmée : ce sera lui qu'elle épousera.
Le mariage est célébré le 27 juillet 1857, au palais royal de Bruxelles. Le couple n'aura pas d'enfant. Entre-temps, l'empereur d'Autriche François-Joseph Ier, avait nommé son frère vice-roi du Royaume lombardo-vénitien.
Maximilien et Charlotte se retirent dans le château de Miramare, construit à l'une des extrémités du golfe de Trieste. Le 3 octobre 1863 arrive à Miramar une délégation d'émigrés mexicains, qui offre officiellement à l'archiduc la couronne de son pays. En réalité, les négociations à ce sujet sont en cours depuis plus de deux ans ; Napoléon III rêve de créer un empire latin et catholique qui limiterait l'influence des États-Unis d'Amérique alors en proie à la guerre de Sécession. Il se dit prêt à soutenir militairement Maximilien, si celui-ci accepte de partir pour le pays des pronunciamientos. L'empereur des Français croit à la véracité d'une rumeur qui prétend que l'archiduc est le fils secret du feu duc de Reichstadt et de l'archiduchesse Sophie, et donc le petit-fils adultérin de Napoléon Ier. Mais l'archiduc hésite à accepter de tenter l'aventure.
Le 10 avril 1864, dans le grand salon de Miramare, les délégués mexicains informent l'archiduc des résultats d'un référendum, sans insister sur les baïonnettes françaises qui avaient protégé ou intimidé les électeurs. Maximilien leur déclare alors qu'il« accepte la couronne des mains de la nation mexicaine » et jure « d'assurer par tous les moyens le bien-être, la prospérité, l'indépendance et l'intégrité de cette nation ».
L'aventure mexicaine commence. « Ce sera, aurait dit Charlotte, une occupation pour Maximilien. » Les jeunes descendants de Charles Quint font leur entrée solennelle à Mexico, le 12 juin 1864, au cri de « Viva el Emperador ». Il ne leur faut guère de temps pour mesurer l'insécurité et l'anarchie qui régnaient dans leur empire malgré l'intervention française soutenue par des contingents belges et espagnols, succédant à une longue guerre civile qui avait tout désorganisé. Il apparaît également très vite que seule une minorité avait fait appel à l'étranger. Maximilien et Charlotte commencent cependant leur règne avec une généreuse confiance. L'empereur fait l'essai d'une conciliation des partis, tandis que l'impératrice se rend populaire en pénétrant courageusement dans Veracruz où deux mille soldats Français étaient morts de la fièvre jaune et du vomito negro.
Mais le drame du royaume lombardo-vénitien se renouvelle au Mexique : pendant que Maximilien et Charlotte tentent d'apaiser les esprits, le maréchal français Bazaine et le colonel Dupin gâchent toutes les chances par leur brutalité.[réf. nécessaire]. Dès lors, les rapports entre la France et le Mexique deviennent de plus en plus détestables ; les républicains du Zapotèque Benito Juarez en profitent pour multiplier les coups de main et enrôler de nombreux éléments venus des États-Unis. Abandonnant la partie avec autant de coupable inconscience qu'il l'avait amorcée, Napoléon III décide de rappeler l'armée Bazaine en France. Maximilien n'a plus autour de lui que quelques Belges et Autrichiens !
En 1870, elle est transférée au château de Tervueren, près de Bruxelles, puis, après l'incendie de Tervueren, qui fait sa joie, au château de Bouchout à Meise, non loin du château de Laeken, que son frère, le roi Léopold II, avait acquis pour elle. Au fil des ans, si les crises de paranoïa semblent s'estomper, elle voue un culte passionné à son défunt mari, collectionnant tout ce qui lui avait appartenu. Elle meurt à Bouchout le 19 janvier 1927 à l'âge de 86 ans3. À cette date, tous ses contemporains étaient morts, les empires européens s'étaient effondrés, et bien des monarchies séculaires avaient été remplacées par de jeunes républiques à l'instar du défunt Empire austro-hongrois.
Maria Charlotta Amelia Augusta Victoria Clementina Leopoldina (Laken, 7 juni 1840 - Meise, 19 januari 1927), prinses van België, prinses van Saksen-Coburg en Gotha, hertogin van Saksen, aartshertogin van Oostenrijk en keizerin van Mexico was de dochter van Leopold I van België en diens vrouw Louise van Orléans.
Prinses Charlotte was een gewilde huwelijkskandidate. Onder meer George van Saksen dong naar haar hand, maar ook koning Peter V van Portugal, een volle neef van haar. Op deze verbintenis werd zeer aangedrongen door Charlottes nicht, koningin Victoria, maar uiteindelijk bepaalde Leopold dat zijn dochter – binnen de eisen van ebenbürtigkeit – vrij was in de keuze van een huwelijkskandidaat.[1]
Op 27 juli 1857 trad zij in het huwelijk met de Oostenrijkse aartshertog Maximiliaan, een jongere broer van keizer Frans Jozef I. De prinses was verliefd op haar Max, het was een liefdesverbintenis. De verbintenis kon ook zeer op de instemming rekenen van de moeder van de bruidegom, aartshertogin Sophie. Deze was inmiddels in allerlei conflicten verzeild geraakt met haar eerste schoondochter, keizerin Elisabeth. Aan Elisabeth – die een grondige hekel aan Charlotte zou krijgen – werd de Belgische prinses door haar schoonmoeder ten voorbeeld gehouden. Zij vestigden zich in Milaan, waar Maximiliaan optrad als gouverneur van het koninkrijk Lombardije-Venetië. Charlotte trachtte haar man te ondersteunen in diens pogingen om deze Italiaanse gewesten voor het Oostenrijkse keizerrijk te behouden. In 1859 onthief Frans Jozef zijn broer evenwel van zijn functie, waarna het paar zich vestigde in het kasteel Miramare nabij Triëst.
Daar werd Maximiliaan, vooral op aandringen van de Franse keizer Napoleon III, de keizerskroon van Mexico, waar hij een marionettenkeizerrijk had weten te vestigen, aangeboden. In 1864 aanvaardde Maximiliaan dit aanbod.
Charlotte – die in Mexico bekend zou worden als Keizerin Carlota – en Maximiliaan gingen wonen in het paleis in Chapultepec. Het paar kon geen kinderen krijgen, en adopteerde daarom Agustín de Iturbide y Green, kleinzoon van keizer Agustín I, als zoon en opvolger. Charlotte en Maximiliaan poogden zich de Mexicaanse cultuur eigen te maken. Maar waar het Maximiliaan ging om goed te kunnen regeren over zijn onderdanen was Charlotte meer geïnteresseerd in de grandeur van het keizerrijk. Charlotte stak veel tijd in de hofhouding en het organiseren van bals. Zij wilde het keizerrijk vooral meer aanzien geven, en stelde zelfs voor Centraal-Amerika te heroveren.
In werkelijkheid konden de Franse en monarchistische troepen Mexico zelf niet geheel onder hun bewind krijgen. Eind 1865 begonnen de republikeinen van president Benito Juarez vanuit het noorden hun tegenoffensief. Nadat duidelijk werd dat Mexico niet behouden kon worden, trokken de Fransen zich in 1866 terug. Charlotte reisde naar Europa en ging van hof naar hof. Eerst klopte ze aan bij de Bonapartes in Parijs, maar Napoleon III weigerde haar te helpen. Charlotte weigerde zelfs eten, ze had angst voor vergiftiging. De grootvader van de keizerin was Lodewijk-Filips van Bourbon, deze werd opgevolgd door een Bonaparte, Napoleon III; de keizerin was zich bewust van haar familiebanden en verweet de keizer onpartijdigheid. Algauw besefte de keizerin dat ze niets meer kon inbrengen en verliet ontgoocheld Parijs.
Ook het Oostenrijkse hof was niet bereid het kwijnende keizerrijk te helpen. Van daaruit ging ze de zaak bepleiten bij Paus Pius IX, ook daar gaf ze tekens van wanhoop en krankzinnigheid. In Triëst werd de keizerin, die inmiddels helemaal van de wereld was, opgevangen. Ze zou haar man nooit meer terugzien.
Ondertussen, in 1867, verging het haar echtgenoot niet veel beter. De keizer besloot zonder versterking de zaak recht te trekken, tevergeefs. Meedogenloos werd hij verslagen en ter dood veroordeeld. Toen het nieuws Europa bereikte, protesteerden alle Europese koningshuizen tevergeefs. Op 19 juni stierf de keizer voor een vuurpeloton van zeven man.
Al gauw werd besloten Charlotte te sparen, het personeel mocht zelfs niet rouwen zodat de keizerin geen argwaan zou krijgen. Een maand later liet Leopold zijn zus naar Laken terugkomen. Ondertussen bleef de keizerin in een kunstmatige roes, niet wetende van de geschiedenis. Na zeven maanden kreeg ze het nieuws te horen, hetgeen haar geestestoestand niet verbeterde.
De keizerin kreeg vlagen van hysterie en woede, afgewisseld met heldere momenten. Volgens sommigen bleef zij tot haar dood volhouden keizerin van Mexico te zijn. "Haar bruidsjurk, verlepte bloemen en een gevederd Mexicaans afgodsbeeld hingen bij haar aan de muur. Volgens berichten bracht ze haar dagen door in gesprek gewikkeld met een levensgrote pop gekleed in een keizerlijk gewaad". (zie Hochschild A. "De geest van koning Leopold II") Zij sprak deze pop aan met 'Max' en beweerde dat het het hart van Maximiliaan bezat.
Algauw besefte de koning dat ze niet in Laken kon blijven, en stuurde haar naar het paviljoen in Tervuren, het vroegere zomerpaleis van de Prins van Oranje (Willem II), onder toezicht van Dokter Antoine Hart[3]. Op 3 maart 1879 brandde het paviljoen van Tervuren af. Niet ver van deze site zou Leopold II later het Koloniënpaleis bouwen. De keizerlijke arts Hart redde de keizerin, die de ernst van de zaak niet besefte. Daarna verhuisde Charlotte met haar hofhouding naar het kasteel Bouchout te Meise, waar zij tot haar dood bleef wonen.
Dat zij de schoonzus was van de Oostenrijkse keizer, vormde in de Eerste Wereldoorlog een netelige situatie voor koning Albert. De koningskinderen verbleven tijdens de Eerste Wereldoorlog in Engeland terwijl koningin Elisabeth en koning Albert in het niet-bezette deel van België verbleven. De keizerin bleef in haar kasteel in het bezette landsdeel. Aan de ingang hing een bord:
-
- Hier woont hare Majesteit de Keizerin van Mexico; schoonzus van zijne Keizerlijke Majesteit; Franz-Jozef, Keizer van Oostenrijk; Koning van Hongarije.
De Duitse keizer gaf expliciet het bevel de schoonzus van de Oostenrijkse keizer te sparen. De Duitse troepen lieten de keizerin met rust, tot tevredenheid van de koninklijke familie. De koninklijke familie bleef zich bekommeren om de oude vorstin. Ze kreeg veel aandacht van haar neven en -nichten: prinses Clémentine en prins Boudewijn, maar ook prinses Louise en prinses Henriëtte vergaten haar niet. Keizer Frans Jozef zou via zijn schoondochter aartshertogin Stefanie contact houden.
De keizerin overleed op hoge leeftijd. Ze werd begraven in de Koninklijke Crypte van Laken. Haar graf is in de Prinsenkapel, naast de grote crypte waar haar vader en broer zijn bijgezet.