Het Gravensteen in Gent is als
enig overgebleven middeleeuwse burcht in Vlaanderen met een vrijwel intact
verdedigingssysteem een bijzondere bezienswaardigheid, die dan ook
een belangrijke toeristische troef vormt voor de stad.
Het poortgebouw, de walmuur, de donjon, de grafelijke residentie
en de paardenstallen zijn toegankelijk voor bezoekers.
Voor de bouw van een versterking kozen de graven van Vlaanderen voor een hoge
zandduin met moerassige oevers te midden van de Leie-armen. Deze plek had al eerder
kortstondige bewoning gekend in de Romeinse tijd (tijdens de 1e-2e eeuw), maar werd daarna opnieuw
verlaten.[1]
Graaf Boudewijn I (837-879) zou de
eerste versterking hebben laten oprichten als verdediging tegen de
invallen van de Noormannen.
Rond 879 is het Gravensteen een onderdeel van het legerkamp
vanwaaruit de Scheldevikingen de omgeving plunderden.
Graaf Arnulf I (889-965) liet de
versterking drastisch verbouwen tot wat gezien kan worden als de
eerste echte voorloper van de latere burcht. Op een met hout
versterkte ophoging bevond zich een groot centraal gebouw, met
verscheidene bijgebouwen bedoeld voor onder meer de opslag van
graan en andere levensmiddelen. Alle gebouwen waren uit hout
vervaardigd. In de Miracula
Bavonis (midden 10e eeuw) wordt het gebied "novum castellum" of
nieuwe versterking genoemd. Er woonden lederbewerkers en
mogelijk was er ook al een kapel.
Graaf Robrecht I van Vlaanderen (tussen
1029/1032-1093) liet de bestaande versterking drastisch ombouwen.
De centrale houtbouw werd vervangen door een grote stenen donjon
van 33 bij 18,8 meter, die drie verdiepingen telde. De drie grote
zalen boven elkaar, de monumentale stenen trap, de lichtopeningen,
de wandhaarden en de latrines beklemtonen de luxe en het comfort
van die tijd. Het grote zaalgebouw, of aula, had vooral
een representatieve functie. De eigenlijke grafelijke leefruimte,
of camera, moet vlakbij gelegen hebben. Rondom bevonden
zich opnieuw houten nutsgebouwen. Een toren en een omheining
maakten het geheel compleet.
Tijdens een volgende bouwfase ontstond een mottekasteel, met een kenmerkende opperhof en voorhof.
Rond de stenen donjon werd een motteheuvel gevormd met aarde
afkomstig uit de romdom gegraven slotgracht. De vroegere
benedenzaal, die oorspronkelijk op de gelijkvloerse verdieping lag,
werd daardoor een kelder. Op het motteplateau bevonden zich ook
allerlei houten bijgebouwen. Een stenen poort en een stenen
omheining schermden het opperhof af van een voorhof, waar
nutsgebouwen stonden.
Mottekastelen waren algemeen verspreid in de 11e
en de 12e eeuw. Zo bevestigden de edelen, en dus ook de
graaf van Vlaanderen,
tegenover de vorst, andere edelen en ondergeschikten hun
aanwezigheid in een bepaald gebied. Een grote brand teisterde in
1176
het mottekasteel en de gebouwen op het voorhof.
Graaf Filips van de Elzas (1142-1191) liet op
het bestaande kasteel een geheel nieuwe burcht optrekken (1180). De
motteheuvel werd verhoogd en verbreed als basis voor een nieuwe
reeks houten bijgebouwen. De centrale zaalconstructie werd
opgetrokken tot een majestueuze donjon of Hall Keep van
zowat 30 m. De poort kreeg een voorbouw en sloot aan bij een
omheining met 24 uitkragende torens. Stenen van diverse kleur gaven
de militaire architectuur een rijkelijke uitstraling. Zo
symboliseerde het kasteel een niet mis te verstaan teken van de
grafelijke macht in het woelige Gent, en vormde het een tegenwicht
tegen de hoge stenen huizen van de rijke patriciërs aan de overzijde van de Leie.
Graaf Lodewijk van Male (1330-1384) vond
dat het Gravensteen hem te weinig comfort bood en verplaatste de
residentiële functie naar het Hof ten Walle (het latere
Prinsenhof, waar op 24
februari 1500 Karel V geboren werd). Het kasteel behield wel
zijn algemene bestuursfunctie in het graafschap Vlaanderen. Vanaf
1353
werd de Munt van Gent
naar het kasteel overgebracht. Vanaf 1407 vond ook de Raad van Vlaanderen, het hoogste
rechtscollege in het graafschap, er onderdak. De burcht werd nu ook
als gevangenis gebruikt.
Le château des comtes (en néerlandais Gravensteen) est un château
situé dans la ville de Gand, en Belgique, située en Région flamande, au confluent de la Lys et de l'Escaut,
qui date du Moyen Âge. Le château est un des hauts lieux
touristiques de la ville. Il renferme une collection d'objets de
l'époque (armes et armures), une salle de tortures, une crypte,
un donjon, des oubliettes, une étable et les pièces de résidence des comtes.Le comte Baudouin Ier de
Flandre (IXe siècle) aurait fait
construire les premières fortifications à cet endroit pour se
défendre de l'invasion des vikings.
Le comte Arnoul Ier de Flandre
(Xe siècle) a ensuite fait
renforcer la construction pour en faire réellement un château. Ce
château n'était en majorité composé que de bois. Le château actuel
fut construit en 1180 par le comte Philippe d'Alsace. Il fut inspiré des
châteaux que le comte rencontra durant la deuxième croisade. Un grand donjon en
pierre de 3 étages (33 mètres de haut) fut érigé au centre de
l'emplacement de l'ancien château. Le château servit de résidence
pour les comtes de Flandres jusqu'au XIVe siècle, époque à laquelle il
est supplanté par le Prinsenhof (aujourd'hui détruit), plus
confortable et doté de grands jardins. Le château fut ensuite
utilisé comme prison. Charles Quint, pourtant né au Prinsenhof,
s'installa au Gravensteen lors de la répression des émeutes de
1539, pour bien affirmer que le comte venait châtier sa ville. Des
maisons furent construites contre les murs et certaines de ses
pierres furent même employées pour construire d'autres bâtiments. À
partir de la fin du XVIIIe siècle, le château abrita
une filature de coton et des ateliers, et il fut même prévu de le
démolir à la fin du XIXe siècle. En 1872, le baron de Maere organisa l'opposition à cette
démolition. Il constitue un des plus beaux châteaux médiévaux de
Belgique.
Gent (Frans:
Gand) is de hoofdstad van de Belgische provincie Oost-Vlaanderen en van het arrondissement Gent. Gent heeft een
oppervlakte van 156,18 km² en telt ca. 250.000 inwoners,
waarmee het naar inwonertal de op één na grootste gemeente van
België is, na Antwerpen. De stad is tevens de hoofdplaats
van het kieskanton Gent en telt vijf gerechtelijke kantons.
Gent ontstond uit Keltische
woonkernen in het gebied van de samenvloeiing
van de Leie en de Schelde. In de middeleeuwen groeide Gent
onder impuls van een bloeiende wolnijverheid uit tot een van de
grootste steden van Europa. Ook de vlas- en linnennijverheid en het
stapelrecht op graan dat Gent verwierf droegen
aanzienlijk bij tot haar welvaart. Na een korte calvinistische
periode kende de stad een zeker verval dat pas keerde tegen het
einde van de 18e eeuw, toen de katoennijverheid Gent tot een van de
eerste industriesteden van het Europese vasteland maakte. In het
Hof ten Walle, het latere Prinsenhof, werd op 24 februari 1500 de
latere keizer Karel V geboren. In de stad
werden ook de Pacificatie van Gent (1576) en de
Vrede van Gent (1814) ondertekend.
Gent wordt ook wel de Fiere Stede of de Arteveldestad genoemd. Wegens zijn
ligging in een uitgestrekt gebied van bloemen- en plantenkwekerijen
wordt Gent ook de Bloemenstad genoemd (zie Gentse Floraliën). De inwoners van Gent
heten Gentenaars[1] en
dragen de bijnaam Stroppen (Stroppendragers). In Gent spreekt men
het Gents, een dialect dat behoorlijk sterk van de andere
Oost-Vlaamse dialecten afwijkt.
De patroonheiligen van Gent zijn de
heilige Lieven en Pharaïldis. Sint-Bavo is de patroonheilige van het
bisdom Gent; naar hem is de Sint-Baafsabdij vernoemd.
Gand (prononcé
/ɡɑ̃/
en français, en néerlandais : Gent, prononcé
/ʝɛnt/, du
latin classique Candia ou Gandia,
issu du gaulois (« confluence de cours d´eau ») est une
ville belge
néerlandophone, située
en Région flamande au confluent de la
Lys et de l´Escaut.
C´est le chef-lieu de la province de
Flandre-Orientale et depuis 1559 le siège
de l´évêché de Gand. Avec 255 000
habitants, c´est la deuxième commune la plus
peuplée de Belgique, après Anvers.
L´agglomération gantoise ne compte pas moins de 455 000
habitants.
Capitale de l´ancien comté de Flandre, ville natale de Charles Quint, elle connut une période de
floraison, tant économique que culturelle, aux XIVe et XVe siècles. De cette époque
rayonnante, Gand garde un important patrimoine architectural. Une
intense vie culturelle (théâtre, opéra, musées), un festival annuel
du spectacle populaire (Gentse Feesten) attirant chaque année
près de deux millions de visiteurs, un festival
international du film font de cette ville un centre touristique
de tout premier plan.
Aujourd´hui, Gand, première ville étudiante du pays avec une
université et de nombreuses hautes écoles et établissements
d´enseignement supérieur, est un centre de pointe dans de nombreux
domaines, dont les biotechnologies1. Le
port de Gand, le troisième du pays, a permis à
la ville de diversifier son industrie, naguère encore fortement
dominée par l´activité traditionnelle du textile.
Ghent (/ˈɡɛnt/;
Dutch: Gent [ɣɛnt]; French: Gand
[ɡɑ̃]) is a city
and a municipality located in the Flemish Region of Belgium. It is the capital and largest city of the
East Flanders province. The city started as a
settlement at the confluence of the Rivers Scheldt
and Leie and in the late Middle Ages became one of the largest and richest
cities of northern Europe with some 50,000 people in 1300. Today it
is a busy city with a port and a university.
The municipality comprises the city of Ghent proper and the
surrounding towns of Afsnee, Desteldonk, Drongen, Gentbrugge, Ledeberg, Mariakerke, Mendonk, Oostakker, Sint-Amandsberg, Sint-Denijs-Westrem, Sint-Kruis-Winkel, Wondelgem and Zwijnaarde. With 240,191 inhabitants in the
beginning of 2009,[2]
Ghent is Belgium´s second largest municipality by number of
inhabitants. The metropolitan area,
including the outer commuter zone, covers an area of
1,205 km2 (465 sq mi) and has a total
population of 594,582 as of 1 January 2008, which ranks it as the
fourth most populous in Belgium.[3][4]
The current mayor of Ghent, Daniël Termont, leads a coalition of the
Socialistische Partij Anders,
Groen and Open VLD.
The ten-day-long "Ghent Festival" (Gentse Feesten in Dutch) is held every
year and attended by about two million visitors.